Contact
| Aeronautical Information Circular | AIC-B_nl 01/2023 Publication date 29 JUN 2023 |
Via deze AIC-B verwijst de Inspectie Leefomgeving en Transport, domein Luchtvaart (ILT/Luchtvaart) naar de geldende regelgeving over toegestane onderdelen en materialen in burgerluchtvaartuigen. In detail zijn de verwijzingen opgenomen in Bijlage 1. Deze bijlage bevat tevens een overzicht van afkortingen.
Deze AIC-B is van belang voor iedereen die handelingen (aanschaffen, controleren, onderhouden, installeren, etc.) verricht met luchtvaartonderdelen en -materialen voor gebruik in Nederlands geregistreerde luchtvaartuigen, onderverdeeld in:
Voor alle luchtvaartuigen geldt dat het gebruik van de afzonderlijke delen, waaruit luchtvaartuigen zijn samengesteld, overeen dient te komen met het goedgekeurde ontwerp van het betreffende luchtvaartuig. In de terminologie van de Europese regelgeving (ook bruikbaar voor luchtvaartuigen waarop de nationale regelgeving van toepassing is) wordt onderscheid gemaakt tussen:
Componenten zijn specifieke luchtvaarttoepassingen, waarvan het ontwerp volgens de geldende luchtwaardigheidseisen is goedgekeurd en waarvan ieder afzonderlijk exemplaar, blijkens het bijbehorende vereiste certificaat, in overeenstemming met het goedgekeurde ontwerp is geproduceerd of onderhouden.
In 2018 is in de nieuwe Europese basisverordening een alternatieve term voor 'appliances' ingevoerd, namelijk non-installed equipment. Omdat deze nieuwe term echter nog ontbreekt in de implementatieregels, houdt deze AIC-B voorlopig nog vast aan het gebruik van de term appliances.
Standaarddelen en materialen kennen een bredere toepassing dan luchtvaart en voldoen aan algemeen aanvaarde industrie- of overheidsstandaarden.
In afwijking op het onderscheid in componenten en standaarddelen is aanvullend nog sprake van uitrustingsstukken die in geen van beide categorieën kunnen worden ingedeeld, omdat ze op basis van de Europese verordening voor luchtvaartoperaties (EU) 965/2012 vrijgesteld zijn van de certificatieregels voor luchtwaardigheid. Het betreft met name de items die in de IDE.100 secties van de genoemde verordening staan vermeld. De vrijstelling geldt alleen voor zover de items geen deel uitmaken van het goedgekeurde ontwerp van het luchtvaartuig, waarin ze worden toegepast. Maken ze wel deel uit van dat ontwerp, bijvoorbeeld via de Illustrated Parts Catalog (IPC) of soortgelijk document, dan worden de items als parts beschouwd en zijn de geldende certificatieregels voor luchtwaardigheid wel van toepassing.
Bijlage 2 bevat een schematische, op Europese regelgeving gebaseerde, indeling van products, parts en appliances.
Begrip | Bron |
---|---|
| Basisverordening (EU) 2018/1139, art. 3 |
| Basisverordening (EU) 2018/1139, art. 140 |
| Verordening initiële luchtwaardigheid (EU) 748/2012, art. 1 |
Component | Verordening blijvende luchtwaardigheid (EU) 1321/2014, art. 2 |
Standaard delen |
|
Materialen (raw en consumables) | AMC M.A.501(a)(5), items (a) en (b) |
Voor vrijwel alle componenten is een Europees design approval nodig. Die ontwerpgoedkeuring behoort te zijn verleend door certificatie van het ontwerp in overeenstemming met EASA Part-21 of door validatie van het ontwerp op basis van bilaterale EU-overeenkomsten over luchtvaartveiligheid met andere landen (BASA)1). In deze overeenkomsten is sprake van het principe van 'reciprocal acceptance', niet van 'mutual recognition'. Dat betekent dat de verdragspartners hun eigen ontwerpgoedkeuringen blijven verlenen op basis van de goedkeuring in het partnerland. Afhankelijk van het verdragsland gelden er wel uitzonderingen op dit principe, met name voor kleine modificaties, ontwerpen voor niet-kritische vervangingsdelen, en uitrustingsstukken en reparatiemethodes. In deze gevallen is een ontwerpgoedkeuring uit het ene land vaak ook automatisch geldig in het andere land. Specifieke details zijn te raadplegen in de betreffende Technical Implementation Procedures (TIP).
Motoren en propellers hebben een eigen type-certificaat nodig. Voor parts en appliances bestaan meerdere mogelijkheden voor certificatie of validatie. Hoewel de regelgeving geen expliciet onderscheid maakt tussen parts en appliances, beschouwt EASA appliances als ETSO-articles. De mogelijkheden zijn:
Bij onder EASA gecertificeerde ontwerpwijzigingen door organisaties of personen die niet de TC-houder zijn (c. en d.), behoort ter identificatie van afzonderlijke componenten een markering te zijn gespecificeerd die de letters EPA bevat (zie 21.A.109 en 21.A.118).
Geldige type-certificaten, STC's en ETSO-autorisaties zijn te raadplegen via de EASA-website. De luchtwaardigheid van elk goedgekeurd ontwerp behoort in stand te worden gehouden door de houder van het goedgekeurde ontwerp (Design Approval Holder).
Het gebruik van nieuwe componenten is toegestaan als deze componenten in overeenstemming met de tekeningen en de ontwerpspecificaties van het goedgekeurde ontwerp zijn vervaardigd door:
Het gebruik van gebruikte componenten is toegestaan als deze componenten in overeenstemming met de aanwijzingen1) behorend bij het goedgekeurde ontwerp en de voorschriften van EASA Part-M, of EASA Part-ML, zijn onderhouden door:
Eveneens is het gebruik toegestaan van componenten die onderhouden zijn door een hiertoe bevoegde EASA Part-21/Subpart G erkende fabrikant van luchtvaartuigen. Het betreft onderhoud ter behoud van de luchtwaardigheid van nieuwbouwluchtvaartuigen (zie AMC 21.A.163(d)). De betreffende componenten blijven daarom nieuw.
Mits toegepast voor een door EASA goedgekeurd ontwerp, is het gebruik van:
Het gebruik van EPA-parts is altijd toegestaan, mits herkenbaar geïdentificeerd en uiteraard alleen voor gebruik binnen de goedgekeurde modificatie waarvoor ze zijn ontworpen.
Voor het gebruik van standard parts en materialen zijn de EU-richtlijnen uit EASA Part-M van toepassing. Het gebruik ervan is toegestaan, voor zover dat is aangegeven in documenten die deel uitmaken van het goedgekeurde ontwerp van het luchtvaartuig of van een component (meestal de IPC) (zie M.A.501(a)(4)) en M.A.501(a)(5).
Als bewijs dat een component in overeenstemming met het goedgekeurde ontwerp is vervaardigd of onderhouden, dient het voorzien te zijn van het vereiste vrijgavecertificaat, afgegeven door een entiteit die hiertoe het privilege heeft. Voor EASA-luchtvaartuigen betreft dit het Authorized Release Certificate (EASA Form 1) of een gelijkwaardig document op grond van bilaterale EU-overeenkomsten met andere landen, m.n. het FAA Form 8130-3, het TCCA Form One1), het ANAC Form F-100-012), het CAAC Form AAC-038, het JCAB Form 18 en het CAA Form 1. Het EASA Form 1 dient de informatie te bevatten zoals aangegeven in Appendix I van EASA Part-21 voor nieuwe componenten en in Appendix II van EASA Part-M voor gebruikte componenten. Het certificaat dient te refereren aan de erkenning van het bedrijf dat verantwoordelijk is voor de productie of het onderhoud van het component. De equivalente buitenlandse certificaten dienen ook deze informatie te bevatten. Bovendien dient bij gebruikte componenten in Block123) van deze certificaten te zijn aangegeven dat het onderhoud in overeenstemming met de Europese regels heeft plaatsgevonden door een door EASA goedgekeurd EASA Part-145 bedrijf in het betreffende land onder verwijzing naar het EASA-erkenningsnummer. Over het algemeen is sprake van een dual release, waarbij in Block 14a altijd het vakje “other regulation” dient te zijn aangekruist (zie MAG-USA, Section B, Appendix 1, item 10 en MAG-CAN, Section B, Appendix 2, item 9). De Chinese, Japanse en Britse certificaten (Form AAC-038, JCAB Form 18, CAA Form 1) betreffen alleen nieuwe componenten.
Behalve de voornoemde buitenlandse certificaten is ook het vroeger gebruikte JAA Form One equivalent aan het EASA Form 1, mits in overeenstemming met AMC M.A.501(a)(1), items (a)(3), (a)(5) of (a)(6) of AMC1 ML.A.501(a)(ii), items (c), (e) of (f) niet later afgegeven dan:
Bij gebruikte componenten met een gelimiteerde gebruiks- of levensduur behoort het EASA Form 1 of het equivalente vrijgavecertificaat vergezeld te gaan met de onderhoudsstatus van het component. Block 121) van het certificaat dient een verwijzing naar deze status te bevatten. Naast gegevens over de configuratie (modificaties, reparaties, AD's en SB's) bevat de status m.n. informatie over geaccumuleerde gebruiks- en levensduur (zie Appendix II van EASA Part-M, item 5).
Op grond van Part-21 hoeven bepaalde componenten niet te zijn voorzien van een EASA Form 1 (zie 21.A.307(b)). Behalve uitrustingstukken die op grond van Verordening (EU) 965/2012 zijn vrijgesteld van de certificatieregels voor de luchtvaart, betreft dit m.n. sommige componenten bedoeld voor installatie in ELA1- en ELA2-luchtvaartuigen en componenten waarvan de ontwerpverantwoordelijke van het typegecertificeerde product waarin deze componenten worden toegepast, heeft aangegeven dat bij een afwijking van de ontwerpspecificaties sprake is van een verwaarloosbaar effect op de veiligheid van het betreffende product.
Standaarddelen en materialen behoren te worden afgeleverd met een Certificate of Conformity (CoC) of gelijkwaardig document, als bewijs dat ze in overeenstemming met de ontwerpspecificaties zijn vervaardigd. Het document dient te verwijzen naar de achterliggende ontwerpnorm. Tevens dient de afleverdocumentatie gegevens te bevatten over de herkomst (fabrikant, leverancier en eventueel batchnummer) en, indien relevant, gegevens over opslagcondities, shelf lives en life limitations (zie AMC1 M.A.501(a)(4) en AMC M.A.501(a)(5)).
Een CoC of gelijkwaardig document is ook nodig voor componenten die vrijgesteld zijn van de EASA Form1 verplichting (zie 21.A.307(c)).
Gebruikte componenten, vrijgesteld van de EASA Form1 verplichting en niet bedoeld voor installatie in ELA1- en ELA2-luchtvaartuigen, moeten zijn voorzien van een document, waarin de uitvoerder van het onderhoud verklaart wanneer welke werkzaamheden zijn verricht en door wie (declaration of maintenance accomplished). Onderhoud aan vrijgestelde componenten bedoeld voor installatie in ELA1 en ELA2-luchtvaartuigen maakt altijd onderdeel uit van het onderhoud aan het toestel, waarin die componenten zijn geïnstalleerd. Deze componenten kunnen dus niet afzonderlijk in roulatie worden gebracht.
Componenten waarbij het vereiste vrijgavecertificaat ontbreekt, kunnen op grond van EASA Part-M/Subpart F, EASA Part-CAO of EASA Part-145 in bepaalde situaties na uitgebreid onderhoud en testen geschikt voor gebruik worden verklaard door een voor het onderhoud aan dat component goedgekeurd EASA-erkend onderhoudsbedrijf via de afgifte van een EASA Form 1 (zie CAO.A.070, AMC1 CAO,A,070(a), 145.A.50(d) en AMC2 145.A.50(d)).
Als een AOG-situatie ontstaat door het ontbreken van het juiste certificaat bij een benodigd component, dan is het onder in EASA Part-145 vermelde voorwaarden toegestaan om het component tijdelijk zonder dit document, maar met een ander geschikt certificaat, te installeren (zie 145.A.50(f)). Een CoC geldt niet als geschikt certificaat.
Elk afzonderlijk component dient voorzien te zijn van identificatiekenmerken in overeenstemming met EASA Part-21 Subpart Q of in overeenstemming met EU-bilaterale overeenkomsten met andere landen.
FAA-PMA parts dienen te zijn voorzien van de volgende kenmerken:
Een EPA-aanduiding is niet nodig voor FAA-PMA parts, evenmin als voor replacement parts uit andere landen met een bilaterale EU-overeenkomst.
Mede voor het juist classificeren van componenten als serviceable, unserviceable of unsalvageable dienen EASA Part-145 erkende onderhoudsbedrijven vanaf 5 maart 2019 expliciet te beschikken over procedures voor de acceptatie en installatie van componenten, materialen en standard parts (zie 145.A42(b)).
Het gebruik van componenten (onderdelen en uitrustingsstukken) in luchtvaartuigen, waarop de nationale regelgeving van toepassing is, is toegestaan, als dat gebruik plaats vindt volgens de regels voor EASA-luchtvaartuigen of in plaats daarvan volgens nationale voorschriften. Deze nationale voorschriften staan hierna vermeld.
Als vervangend voorschrift voor een Europees design approval is van toepassing:
Voor het gebruik van nieuwe componenten geldt als vervangend voorschrift dat een component vervaardigd dient te zijn door een bedrijf in het bezit van een Nederlandse akkoordverklaring (Besluit luchtvaartuigen 2008, hoofdstuk 6) of door een op grond van de Wet luchtvaart geaccepteerd bedrijf of door een in de Verenigde Staten of Canada erkend bedrijf volgens de overeenkomst met die landen. Nationaal erkende bedrijven in EASA-landen behoren tot de op grond van de Wet luchtvaart geaccepteerde bedrijven.
Voor het gebruik van gebruikte componenten geldt als vervangend voorschrift dat een component onderhouden dient te zijn door een bedrijf in het bezit van een Nederlandse of overeenkomstige onderhoudserkenning of door een op grond van de Wet luchtvaart geaccepteerd bedrijf. Overeenkomstige onderhoudserkenningen zijn beperkt tot nationale onderhoudserkenningen in EASA-landen, de Verenigde Staten, Canada en het Verenigd Koninkrijk. Voor deze componenten geldt dat behalve een EASA Form 1 of een Nederlands nationaal certificaat van vrijgave ook de volgende certificaten acceptabel zijn als verklaring van deugdelijkheid:
Voor componenten waarvan het goedgekeurde ontwerp niet gebaseerd is op internationale luchtwaardigheidsvoorschriften, is ook een Certificate of Conformity (CoC) acceptabel, mits aangetoond kan worden volgens welke standaard het ontwerp wel is goedgekeurd. Dit betreft bijvoorbeeld componenten voor gebruik in militair historische vliegtuigen of voor gebruik in MLA's.
Ook voor het gebruik van standaarddelen en materialen in luchtvaartuigen waarop de nationale regelgeving van toepassing is, zijn de EU-richtlijnen uit EASA Part-M van toepassing. Het gebruik ervan is toegestaan, voor zover dat is aangegeven in documenten die deel uitmaken van het goedgekeurde ontwerp van het luchtvaartuig of van een component (meestal de IPC).
Als bewijs dat een component in overeenstemming met het goedgekeurde ontwerp is vervaardigd of onderhouden gelden dezelfde regels als bij EASA-luchtvaartuigen. Als certificaat van vrijgave mag een EASA Form 1 worden gebruikt. Als dan in geval van gebruikte componenten het onderhoud volgens Nederlandse regels is uitgevoerd dient dat te zijn aangegeven door alleen een aangekruist vakje “other regulation” in Block 14a met toelichting in Block 12.
In luchtvaartuigen toegepaste software valt onder de definitie van parts en appliances en mag derhalve alleen volgens goedgekeurd ontwerp worden toegepast. Dit betreft alle operationele software die in airborne systemen is geïnstalleerd. Revisies van dergelijke software kunnen alleen worden geïnstalleerd op basis van de betreffende onderhoudsinstructies. Tevens dient de betreffende software vergezeld te zijn van de voor parts en appliances vereiste documenten voor vrijgave.
Navigatie databases worden niet gezien als "software". Updates van databases voor navigatie-doeleinden hoeven dan ook niet met de voor de parts en appliances vereiste documenten te worden vrijgegeven, maar mogen voor EASA-luchtvaartuigen in overeenstemming met Agency Opinion 01/2005 worden uitgevoerd. Voor luchtvaartuigen die voor commercieel vervoer worden gebruikt, is subpart D van Part-CAT van toepassing.
Om het gebruik van unapproved parts en SUP's tegen te gaan, wordt erkende onderhouds-organisaties aanbevolen de strekking van AC 21-29C van de FAA te verwerken in hun organisatiehandboek1), alsmede wekelijks de Safety Information Bulletins van EASA te raadplegen.
Ontdekking van unapproved parts en SUP's behoort te worden gemeld op basis van Part-21, Part-M, Part-145 of Nederlandse regelingen, afhankelijk wat van toepassing is. Voor meldingen kan gebruik worden gemaakt van de eigen voor dit doel ontwikkelde hulpmiddelen, tenzij in de regelgeving een bepaald format is voorgeschreven. Belangrijke gegevens zijn:
Onderhoudsbedrijven in het bezit van een FAA Repair Station erkenning (14 CFR part 145) dienen ontdekking van SUP's ook te melden aan de FAA in overeenstemming met de MAG-USA. Deze bedrijven dienen hiertoe een procedure op te nemen in het FAA-supplement van hun MOE.
Componenten die niet meer binnen de ontwerpspecificaties hersteld kunnen worden of hun gecertificeerde levensduur hebben bereikt, dienen conform EASA Part-M uit roulatie te worden genomen en zodanig te worden verminkt, dat hergebruik uitgesloten is (zie M.A.504 en ML.A.504).
Deze AIC-B wordt uitgegeven ter actualisering van AIC-B 04/2021 (16 DEC 2021) in verband met invoering van de “declaration of maintenance accomplished” voor installatie van componenten zonder EASA Form 1, en ook in verband met enkele administratieve wijzigingen in de geldende regelgeving.
Voor nadere informatie over deze AIC-B kunt u contact opnemen met de Inspectie Leefomgeving en Transport.
URL: | https://www.ilent.nl |
Tel: | +31 (0)88 489 0000 |
Hierbij vervalt AIC-B 04/2021 van 16 DEC 2021.
![]() |
---|
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |