Contact

Post:Air Traffic Control the Netherlands
Aeronautical Information Service
P.O. Box 75200
1117 ZT Schiphol
The Netherlands
Tel:+31 (0)20 406 3521
Fax:+31 (0)20 406 3532
Email:[email protected]
AFS:EHAAYOYX

Aeronautical Information Circular
NETHERLANDS

AIC-B_nl

01/2019

Publication date 14 MAR 2019

ONDERHOUD IN HET BUITENLAND

1 INLEIDING

Deze AIC-B geeft informatie over het onderhoud van Nederlands geregistreerde luchtvaartuigen buiten Nederland.

Nederlands geregistreerde luchtvaartuigen worden onderscheiden in:

  1. EASA-luchtvaartuigen. Hierop zijn de regels van de Europese Unie van toepassing in overeenstemming met art. 2 van Basisverordening (EU) 2018/1139, en
  2. Luchtvaartuigen waarop die regels niet van toepassing zijn, te weten:
    1. Niet-militaire staatsluchtvaartuigen voor niet militaire staatsoperaties volgens art. 2, item 3(a) van de Basisverordening (EU) 2018/1139, en
    2. Annex I luchtvaartuigen volgens art. 2, item 3(d) van de Basisverordening (EU) 2018/1139.
Regelingen en toestemmingen voor onderhoud buiten Nederland voor niet-militaire staatsluchtvaartuigen en research-luchtvaartuigen (Annex I, item b)) worden niet behandeld in deze AIC-B.

Voor de definitie van "buiten Nederland" maakt het uit of een toestel een EASA-luchtvaartuig is of een Annex I-luchtvaartuig. In hoofdstuk 2 van deze AIC-B wordt het onderhoud buiten Nederland voor EASA-luchtvaartuigen toegelicht en in hoofdstuk 3 voor Annex I uchtvaartuigen. Het Bewijs van Luchtwaardigheid dient als indicatie voor het bepalen van het soort luchtvaartuig.

Deze AIC-B heeft een relatie met AIC-B 04/2018 over de acceptatie van nieuwe of gebruikte componenten voor inbouw in Nederland geregistreerde luchtvaartuigen.

Deze AIC-B is gebaseerd op:

2 ONDERHOUD AAN NEDERLANDS GEREGISTREERDE LUCHTVAARTUIGEN MET EEN EASA-BVL BUITEN NEDERLAND

2.1 Algemeen

De regels voor onderhoud buiten Nederland of de BES-eilanden hangen af van het soort locatie, te weten:

  1. een locatie in een EASA-land (EU-lidstaten + IJsland, Noorwegen, Zwitserland en Liechtenstein), of
  2. een locatie in een derde land, d.w.z. een land dat geen deel uitmaakt van de Europese Unie of dat bij EASA is aangesloten. Derde landen worden onderscheiden in:
    1. landen met een bilaterale overeenkomst met de EU, m.n. VS, Canada en Brazilië;
    2. overige ICAO-lidstaten.

In tabel 1 is voor EASA-luchtvaartuigen per locatie aangegeven waar de toelichting op de geldende regels staat beschreven.

LuchtwaardigheidsbewijsLocatie in een:
EASA-landDerde land
Landen met een bilaterale overeenkomst met de EUAlle ICAO-lidstaten anders dan eerder
genoemde landen
EASA BvL,
EASA Restricted BvL
EASA Permit to Fly
Zie § 2.2Zie § 2.3Zie § 2.4

Tabel 1: Toelichting "buiten Nederland" voor Nederlands geregistreerde luchtvaartuigen met een EASA Bewijs van Luchtwaardigheid, een EASA Restricted Bewijs van Luchtwaardigheid of een EASA Permit to Fly (PtF).

2.2 Onderhoud aan luchtvaartuigen met een EASA Bewijs van Luchtwaardigheid in de EASA-landen

Voor het onderhoud aan deze luchtvaartuigen gelden de regels van Annex I (Part-M), Annex II (Part-145) en Annex III (Part-66) uit de Verordening (EU) 1321/2014, en Part-21 Subpart G (POA) van Verordening (EU) 748/2012.

2.3 Onderhoud aan luchtvaartuigen met een EASA Bewijs van Luchtwaardigheid op basis van de overeenkomst met de Verenigde Staten, Canada of Brazilië

Het onderhoud aan deze luchtvaartuigen kan alleen uitgevoerd en vrijgegeven worden door een:

  1. erkend lokaal buitenstation van een door een EASA-land erkend Europees Part-145 bedrijf;
  2. door de FAA, TCCA of ANAC erkende onderhoudsorganisatie met een door EASA afgegeven Part-145 erkenning volgens de geldende Maintenance Annex Guidance (MAG).

Voor de Europese Part 145 erkende organisaties geldt:

Voor de door EASA erkende Part-145 organisaties gelden de regels volgens de bilaterale overeenkomsten, te weten:

2.4 Onderhoud aan luchtvaartuigen met een EASA Bewijs van Luchtwaardigheid in landen zonder een overeenkomst met de EU

Het onderhoud aan deze luchtvaartuigen kan uitgevoerd en vrijgegeven worden door:

  1. de buitenstations van een door een EASA-land erkend Europees Part-145 bedrijf;
  2. de buitenstations van een door een EASA-land erkend Europees Part-M Subpart F bedrijf (niet toegestaan voor Commercial Air Transport en Complex Motor Powered Aircraft);
  3. de in die landen erkende onderhoudsorganisaties die een door EASA afgegeven Part-145 erkenning hebben voor de opgedragen werkzaamheden.

Voor de erkende organisaties gelden de regels van Annex I (Part-M), Annex II (Part-145) en Annex III (Part-66) uit de Verordening (EU) 1321/2014.

Bij de vluchtvoorbereiding is het van belang te onderzoeken welke van de bovengenoemde onderhoudsbedrijven voorhanden zijn. Indien er zich bij het vliegen over zulke landen defecten voordoen die onderhoud vereisen alvorens de vlucht te hervatten of men is op een uitwijkhaven beland zonder een van de bovengenoemde onderhoudsorganisaties, dan heeft Part-145 in artikel 145.A.30(j)4 en (j)5 uitzonderingsbepalingen om hiermee om te gaan. Deze regels kunnen alleen worden toegepast indien de houder of eigenaar van het luchtvaartuig een bovengenoemd onderhoudsbedrijf daarvoor opdracht geeft. Dit bedrijf moet wel de bijbehorende procedures in haar exposition manual goedgekeurd hebben gekregen door haar luchtvaartautoriteit. De Acceptable Means of Compliance (AMC) voor Part-145.A.30(j) geeft hier verdere uitleg bij.

Ook Part-M subpart F artikel M.A.606(h)(2) heeft een voorziening hoe hiermee kan worden omgegaan. Ook hier moet er een opdracht zijn van de eigenaar naar een Part-M subpart F erkende bedrijf in een EASA-lidstaat.

Part M heeft in artikel M.A.801(d) ook een voorziening voor dergelijke situaties.

3 ONDERHOUD AAN NEDERLANDS GEREGISTREERDE LUCHTVAARTUIGEN MET EEN ICAO STANDAARD-BVL OF EEN SPECIAAL-BVL BUITEN NEDERLAND OF DE BES-EILANDEN

3.1 Algemeen

Voor Nederlands geregistreerde luchtvaartuigen waarop de Europese regels niet van toepassing zijn, maakt de locatie geen verschil voor wat betreft de regels voor onderhoud buiten Nederland. Alle locaties buiten Nederland en de BES-eilanden (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) worden namelijk als "buitenland" beschouwd.

Voor deze categorie luchtvaartuigen blijft Nederland zelf verantwoordelijk voor de invulling van de regelgeving en de verplichtingen, die samenhangen met het ICAO-lidmaatschap.

Paragraaf 3.2 bevat een toelichting op de regels voor Annex I luchtvaartuigen met een ICAO-Bewijs van Luchtwaardigheid en paragraaf 3.3 een toelichting op de regels voor luchtvaartuigen met een nationaal Speciaal Bewijs van Luchtwaardigheid.

3.2 Onderhoud buiten Nederland of de BES-eilanden aan Annex I luchtvaartuigen met een Nederlands ICAO Standaard Bewijs van Luchtwaardigheid of een Nederlands Speciaal Bewijs van Luchtwaardigheid ("orphan" en Nederlands historische luchtvaartuigen)

Het onderhoud aan een luchtvaartuig kan alleen plaatsvinden door:

  1. een onderhoudsorganisatie erkend door de luchtvaartautoriteit van een EASA-land volgens Part-M Subpart F of Part-145 (ref. ROL art. 8.1.a) met inachtneming van de vereisten voor vrijgave zoals bepaald in de “Regeling onderhoud luchtvaartuigen” artikel 9;
    Indien een Part-145 of Part-M Subpart F erkende onderhoudsorganisatie de vrijgave zou doen met een EASA Part-145 of een EASA Part-M subpart F referentie dan zou deze vrijgave niet rechtsgeldig zijn daar dit inhoudt dat het betrokken luchtvaartuig voldoet aan Part-21, hetgeen in tegenspraak is met de status van Annex I luchtvaartuigen.
  2. een Nederlandse onderhoudsorganisatie die erkend is volgens de Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008 voor dat onderhoud met een goedgekeurde onderhoudslocatie in dat land;
  3. een onderhoudstechnicus met een Nederlands AML66 licentie met daarop een nationale aantekening in Deel XIV van hun licentie voor het betreffende luchtvaartuigtype zoals bepaald in de Regeling bijzondere bevoegdverklaringen luchtwaardigheid artikel 3.2 lid 2;
  4. een onderhoudstechnicus voor een (motor)zweefvliegtuig met een nationale AML zoals bepaald in de Regeling bijzondere bevoegdverklaringen luchtwaardigheid artikel 2.1.
    Het onderhoud door een onderhoudstechnicus wordt vrijgegeven met de standaard verklaring uit de Regeling onderhoud luchtvaartuigen artikel 9 en zou kunnen luiden:
    'Certificaat van vrijgave voor gebruik, afgegeven ingevolge de bevoegdheid op grond van het door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat afgegeven bewijs van bevoegdheid, referentie AML66 (of AML) LIC NO: NL(66).####';
    of
    of
    'Certificeert dat, tenzij anders gespecificeerd op deze verklaring, het werk zoals gespecificeerd is uitgevoerd in overeenstemming met de Regeling onderhoud luchtvaartuigen en dat het luchtvaartuig in relatie tot de werkzaamheden beschouwd mag worden als gereed voor gebruik'.
    De verklaring wordt bekrachtigd met een vrijgave stempel met AML(66) referentie of paraaf met handgeschreven AML(66) referentie.
  5. een door de buitenlandse autoriteit erkende onderhoudsorganisatie of een door de buitenlandse autoriteit bevoegd verklaarde onderhoudstechnicus, waarvoor de eigenaar voor het onderhoud van het luchtvaartuig toestemming heeft gekregen van ILT Directie Luchtvaart volgens de Regeling onderhoud luchtvaartuigen artikel 8 lid 2. Het onderhoud wordt vrijgegeven conform de daar geldende en door de buitenlandse autoriteit goedgekeurde procedures. De toestemming dient in de technische administratie van het luchtvaartuig bewaard te worden. De toestemming kan afhankelijk van de situatie per geval of voor langere duur gegeven worden;
  6. een onderhoudsbedrijf, erkend overeenkomstig de in de landen Duitsland, Oostenrijk of Zwitserland geldende nationale procedures voor onderhoud aan:
    1. vliegtuigen met een maximaal toegelaten startmassa van 5700 kg of minder;
    2. helikopters met een maximaal toegelaten startmassa van 2730 kg of minder;
    3. ballonnen en zweefvliegtuigen.
    tenzij daarmee vluchten worden uitgevoerd onder een ontheffing van artikel 16 van de Luchtvaartwet voor het vervoer ten behoeve van het eigen bedrijf. Het onderhoud wordt vrijgegeven conform de door de buitenlandse autoriteit geaccepteerde procedures voor vrijgave. Het geheel binnen de vereisten uit de Vierlandenovereenkomst zoals genoemd in de Regeling onderhoud luchtvaartuigen artikel 8 lid 1 sub b.

3.3 Onderhoud buiten Nederland of de BES-eilanden aan amateurbouwluchtvaartuigen of MLA/MLH/gemotoriseerde schermvliegtuigen en luchtvaartuigen met een Nederlands Speciaal BvL ("orphan" en Nederlands historische luchtvaartuigen)

Het onderhoud buiten Nederland aan deze luchtvaartuigen kan alleen plaatsvinden door:

  1. De eigenaar/houder van een luchtvaartuig vallend onder de Regeling amateurbouw-luchtvaartuigen of de Regeling MLA/MLH/gemotoriseerde schermvliegtuigen;
  2. Een Nederlandse AML66 licentiehouder met een nationale aantekening in Deel XIV van zijn/haar licentie en bevoegd voor het betreffende luchtvaartuigtype zoals bepaald in de Regeling bijzondere bevoegdverklaringen luchtwaardigheid artikel 3.2 lid 2;
  3. Een Nederlandse erkende organisatie met een erkenning voor onderhoud volgens de Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008;
  4. Een onderhoudsorganisatie erkend door de luchtvaartautoriteit van een EASA-land volgens Part M Subpart F of Part 145 (ref. ROL art. 8.1.a);
  5. Een door de buitenlandse autoriteit erkende onderhoudsorganisatie of een door de buitenlandse autoriteit bevoegd verklaarde onderhoudstechnicus, waarvoor de eigenaar voor het onderhoud van het luchtvaartuig toestemming heeft gekregen van ILT Directie Luchtvaart volgens de Regeling onderhoud luchtvaartuigen artikel 8 lid 2. Het onderhoud wordt vrijgegeven conform de daar geldende en door de buitenlandse autoriteit goedgekeurde procedures. De toestemming van de minister dient gearchiveerd te worden in de technische administratie van het luchtvaartuig conform de Regeling onderhoud luchtvaartuigen.
Alle onder 3.3 genoemde partijen kunnen naar gelang hun competentie het onderhoud uitvoeren onder de verantwoordelijkheid van de eigenaar/houder, met uitzondering van de taken voor complexe onderhoud (Part-M, Appendix VII) en verplichte periodieke functionele checks volgens de Regeling onderhoud luchtvaartuigen artikel 7 lid 2 en 3. Deze taken moeten uitgevoerd worden door een onderhoudstechnicus of een erkende onderhoudsorganisatie zoals genoemd onder b. t/m e. hierboven. De eigenaar/houder neemt de volledige verantwoordelijkheid voor het uitgevoerde onderhoud en geeft het luchtvaartuig vrij conform de Regeling onderhoud luchtvaartuigen artikel 9.

4 AANVRAAG VOOR TOESTEMMING ONDERHOUD IN HET BUITENLAND

Zoals hierboven beschreven in de paragrafen 3.2 en 3.3 kan een toestemming voor onderhoud in het in het buitenland vereist zijn. Aanvragen hiervoor worden ingediend via het e-mail adres [email protected]. Het formulier hiertoe kunt u downloaden van de ILT website www.ilent.nl. Voor de behandeling van uw aanvraag bent u een tarief verschuldigd volgens de Regeling tarieven luchtvaart 2008.

5 NADERE INFORMATIE

Deze AIC-B wordt uitgegeven ter actualisering van de verouderde AIC-B 16/2002 (08 DEC 2005). Voor nadere informatie over deze AIC-B kunt u contact opnemen met de Inspectie Leefomgeving en Transport via de website (www.ilent.nl).

Tel:088 489 0000

Hierbij vervalt AIC-B 16/2002 van 08 DEC 2005.

ISSN: 1386-6613